Een brand kan ontstaan als aan de drie fundamentele voorwaarden wordt voldaan: zuurstof, energie en temperatuur zijn aanwezig. Met andere woorden, brand vereist de aanwezigheid van zuurstofgas, een energiebron en de juiste temperatuur.

Volgens de definitie is het vlampunt de laagste temperatuur waarbij de dampen van een vloeistof ontvlambaar zijn wanneer ze in contact komen met een ontstekingsbron. Met deze kennis kunnen we concluderen dat het niet de vaste stof zelf is die brandt, maar eerder de dampen (de energiebron) die vrijkomen uit de vaste stof, zoals hout, wanneer deze in de buurt is van een ontstekingsbron, zoals een lucifer, terwijl er doorgaans voldoende zuurstof aanwezig is.

Een aanvullende vereiste is dat er een optimale menging moet zijn tussen zuurstofgas en de dampen (energiebron) om een brand te laten ontstaan. Er moet een juiste verhouding zijn tussen zuurstofgas en de dampen (energiebron) voor ontbranding. Het punt waarbij de concentratie van dampen groot genoeg is om een energiebron te creëren, wordt het “lower explosion level” (LEL) genoemd. Het punt waarbij de concentratie van dampen te hoog is, waardoor de zuurstofconcentratie te laag is, wordt het “upper explosion level” (UEL) genoemd.

Hoewel de beschrijving tot dusver de nadruk legt op het voldoen aan de voorwaarden voor het ontstaan van een brand, is het in veel gevallen van even groot belang om brand te voorkomen. Niemand wil dat hun bedrijfsgebouwen in vlammen opgaan.

Het is interessant om te weten dat vele gevaarlijke vloeistoffen dampen kunnen afgeven bij omgevingstemperatuur. Als deze dampen zich ophopen en een brandbaar of explosief mengsel vormen, kan zelfs een kleine vonk, zoals een elektrische vonk, een vonk van een slijpschijf, of zelfs het flitslicht van een fototoestel, leiden tot een brand of explosie. Daarom moeten dergelijke risicozones worden gedefinieerd en moeten passende preventieve maatregelen worden genomen om dergelijke situaties te vermijden.